woensdag 26 april 2017

Kinderrechten, VN verdrag mensen met een beperking, passend onderwijs, richtlijnen en handreikingen

Omdat we nog even moeten wachten tot 12 mei, voordat Simea gaat toelichten waarom de handreiking over de inzet gebarentolken in de richtlijn is opgenomen, hebben wij tijd om dingen wat verder uit te zoeken. Wij willen graag weten wat de gevolgen zijn van dit soort handreikingen.

Over kinderen en onderwijs en de rechten die zij hebben is veel beschreven. In de kinderrechten staat in artikel 28 en artikel 29 beschreven wat de rechten zijn als het gaat om onderwijs voor alle kinderen in Nederland.

Ondanks deze wetten bevonden veel kinderen met een beperking zich nog steeds in een achtergestelde positie, waardoor zij niet volwaardig aan de samenleving konden meedoen. Zo kwam het voor dat kinderen met een beperking vanwege hun beperking niet werden toegelaten op scholen.

Vorig jaar is het VN Verdrag voor mensen met een beperking in werking getreden. In het verdrag staan geen nieuwe rechten. Wel geeft het verdrag een verdere uitwerking van de verplichtingen die de regering al heeft op grond van bestaande mensenrechtenverdragen. In de praktijk bleek namelijk dat deze verdragen niet genoeg handvatten boden om de specifieke belemmeringen van personen met een beperking weg te nemen. 

Het verdrag geldt ook voor onze kinderen namelijk:

Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. 


Over onderwijs staat het volgende:

De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren ... nemen maatregelen die waarborgen dat het onderwijs plaatsvindt in de talen en met de communicatiemethoden en - middelen die het meest geschikt zijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin hun cognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Allemaal prachtig. Dus dove en slechthorende kinderen maar ook volwassen hebben recht op een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren.....

Maar nu de praktijk. Laten we de wet op passend onderwijs eens onder de loep nemen:

Alle kinderen moeten op een school zitten die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben. Dat is het uitgangspunt van passend onderwijs. Lukt dat niet op de school waar u uw kind had aangemeld? Dan moet er een school worden gevonden die de begeleiding wel kan bieden. Dat kan een speciale school zijn. Passend onderwijs geldt voor kinderen in het basisonderwijs en jongeren in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

Helaas is passend onderwijs nog niet inclusief zoals in het VN verdrag is bepaald. Scholen mogen aangeven dat ze het niet kunnen en mogen kinderen daarom nog steeds weigeren. Ze moeten wel met een passende oplossing komen, maar dat gebeurt ook niet altijd in de praktijk. Het kind kan ook nog steeds op een speciale school worden geplaatst in plaats van dat een reguliere school de middelen en mogelijkheden krijgt om het kind wel op zijn of haar niveau onderwijs te geven. Zie ook het artikel van In1school "Schendingen recht op inclusief onderwijs" waar alles netjes op een rijtje wordt gezet.

Het College voor de Rechten van de Mens houdt toezicht op Mensenrechten van mensen met een beperking. Op 1 november 2016 publiceerde het College een 16 puntenplan Van Verdrag naar Inclusie. Het College vraagt de staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het bureau dat de implementatie uitvoert om de 16 punten op de agenda te plaatsen en op te volgen. De punten over onderwijs luiden:
  • Onderzoek wat er nodig is om van Passend Onderwijs, inclusief onderwijs te maken. Gebruik General Comment no.4 van het CRPD Comité bij het formuleren van beleid en regelgeving.
  • Neem concrete maatregelen om thuiszitters weer het onderwijssysteem in te krijgen. Zorg dat de wens van het kind uitgangspunt is bij het te volgen onderwijs en de wijze waarop onderwijs wordt gevolgd. 
  • Als een leerling regulier onderwijs wil volgen, mag hij niet naar speciaal onderwijs worden doorverwezen.
  • Zorg in docentenopleidingen voor het reguliere onderwijs voor kennis over onderwijs aan leerlingen met beperkingen. *
Naast al deze wetten en verdragen stelt Simea zijn eigen richtlijnen en handreikingen. Maar wat houden die nu in voor onze kinderen? Deze week heb ik hier contact over gehad met de kinderombudsvrouw. Hun antwoord was eigenlijk kort en helder en wil ik graag met jullie delen:

Richtlijnen en handreikingen die door bijvoorbeeld Simea worden opgesteld zijn regels die de sector opstelt voor de aangesloten organisaties, in dit geval de vier instellingen. Maar dit zijn geen wetten. Het is hun manier hoe je een doof of slechthorend kind zou kunnen begeleiden. Als de richtlijn of handreiking niet passend is voor het kind dan moet er iets anders worden geregeld. De ouders en school moeten dat samen doen. 

Bijvoorbeeld: "als een leerling of ouders van een leerling een gebarentolk noodzakelijk achten voor de toegankelijkheid van het onderwijs, moet dit zonder enig ongevraagd "advies" doorgang vinden. De ouders kunnen hierin zelf de school adviseren, dit gaat en hoeft niet via de instellingen". 

Nog een voorbeeld: "als ouders en school een passende oplossing hebben gevonden in de vorm van begeleiding en deze wijkt af van de richtlijn of handreiking van de instelling, dan kan de school gewoon voor de andere begeleiding kiezen. Hier geldt weer de onderwijsbehoefte van het kind bepaalt de begeleiding".

De medewerkers van de kinderombudsvrouw benadrukten keer op keer dat onderwijsbehoefte leidend is en dat ouders en scholen dat samen goed moeten uitwerken in een OPP. De onderwijsbehoefte staat boven de richtlijnen, handreikingen en allerlei andere regels die door partijen worden opgesteld. Ook wordt de samenwerking tussen school en ouders benadrukt. Zij zullen het samen moeten doen. AB'ers mogen zich daar niet in mengen. Als uit het OPP een concrete begeleidingsvraag rolt kan een instelling bepalen of ze daarin kunnen voorzien of niet. Zij moeten zich dan gewoon houden aan de wet, namelijk de middelen leveren om in de onderwijsbehoefte van het kind te voorzien. En die moeten passend zijn. 

wordt vervolgd.....



* bron: Stichting antipassend onderwijs Utrecht















vrijdag 21 april 2017

Brief aan Simea over handreiking C3.1 in de richtlijn "Toelaatbaarheid"

Helaas hebben we nog geen reactie ontvangen op ons blog "Simea kruipt naar haar grenzen met de nieuwe richtlijn "Toelaatbaarheid"". Niet van Simea, maar ook niet uit de hoek van de belangenorganisatie. De tolkenvoorziening is een voorziening die door doven en slechthorenden kan worden ingezet om, in dit geval, volledig toegang te hebben tot onderwijs. Dit is een keuze van de leerling en bij jonge leerlingen van de ouders. De tolk staat los van het arrangement. Of de tolk dus nodig is voor het behalen van de doelen van een OPP is totaal niet relevant. Of de tolk een meerwaarde is voor de school die het kind bezoekt al helemaal niet!

Wij vinden dat we jullie op de hoogte moeten houden over de ontwikkelingen hierover. Dit doen we omdat we de afgelopen tijd veel vragen krijgen van ouders die soms hele rare adviezen krijgen als ze graag een tolk voor hun kind willen inzetten op de reguliere school.

Dit is de brief die we vanmiddag hebben verstuurd naar Simea en alle betrokken partijen:

In maart hebben jullie de nieuwe richtlijn “Toelaatbaarheid” op de website van Siméa gepubliceerd.

Bij deze sturen we een officiële reactie toe vanuit oudergroep ‘Oudergroep van dove kinderen’.

Ons is opgevallen dat deze nieuwe richtlijn een handreiking bevat over tolkvoorziening (C3.1, blz 35 en 36). Onze vraag is hoe deze handreiking tot stand is gekomen? Is er overleg geweest met partners waarmee Siméa samenwerkt? Zijn zij op de hoogte gebracht van de nieuwe richtlijn?

De tolkvoorziening is een voorziening die loopt via het UWV als uitvoeringsorgaan van de overheid. Deze voorziening wordt door de gebruiker persoonlijk aangevraagd als hij / zij daarvoor kiest. Met andere woorden: de keuze van een tolk, is op naam, persoonlijk, een recht dat samenhangt met andere rechten zoals gelijkwaardige toegang. De overheid gaat hierover en is verplicht om voor elke dove/slechthorende burger, zowel jong als oud, te waarborgen. De overheid gaat er ook van uit dat in dit besluit de gebruiker van de tolk zelf die keuze kan maken. Dus wij vragen ons ernstig af op welk grond Siméa, en haar partners, denken dat zij kunnen adviseren, meebepalen, met betrekking tot de tolkvoorziening.

Wij zijn van mening dat de handreiking C3.1 volledig uit de richtlijn gehaald dient te worden.

Naast het feit dat het hier niet thuishoort en de Cluster2 instellingen geen ongevraagde adviezen over de tolkvoorziening kunnen en mogen geven,  schept het op de manier (zoals het hier staat) ook heel veel verwarring.

Bijvoorbeeld:
Bij de toelaatbaarheidsbepaling voor de ondersteuning of het onderwijs gaat de Commissie van Onderzoek (CvO) na of de leerling in de reguliere school gebruik maakt van de tolkvoorziening (zoals dat blijkt uit het handelingsdeel van het OPP) en in hoeverre de inzet van de tolkvoorziening al dan niet besproken is met de ouders en de leerling. (C3.1, blz.35, 2e alinea)
Dit kan helemaal niet. Ouders zorgen voor de tolkvoorziening en zijn altijd op de hoogte van het gebruik ervan. Zij hebben hier heel bewust een keuze voor gemaakt. Het CvO kan en mag daar verder helemaal niets mee.

Nog een voorbeeld (C3.1, blz35, 4e alinea)
De CvO adviseert de reguliere school over de bijdrage die de tolkvoorziening kan leveren ter ondersteuning bij het onderwijsleerproces van de leerling. Hierbij wordt uitgegaan van onderstaande verkregen informatie.

Relevante vragen
De meest relevante vragen die beantwoord moeten worden zijn:
·         is het inzetten van een tolk (NGT, NmG, schrijftolk) voorwaardelijk voor het behalen van de doelen in het OPP en/of de toegankelijkheid van het onderwijs,
·         heeft tolkinzet meerwaarde voor de leerling die regulier onderwijs volgt,
·         heeft de inzet van een tolk meerwaarde voor de school die het kind bezoekt?

De CvO adviseert de reguliere school? De enige in dit geval iets mag en kan zeggen op een passend moment binnen overleg met ouders en de school is de Ambulante Begeleider. Maar dan nog geldt dat de Ambulante Begeleider de keuze van de ouders kan ondersteunen en/of bekrachtigen (dus niet vanuit een adviserend positie!). Immers: dat is ook de bescheiden rol die de Ambulante Begeleiding dient in te nemen: slechts op vraag van ouders en/of school ondersteuning bieden.

De tolk gebarentaal staat als overheidsvoorziening los van de OPP en dus ook los van het arrangement. Wel valt er heel veel te zeggen over toegankelijkheid (en dus ook rechten van het kind) als er een tolk in beeld is. Die toegankelijkheid staat centraal. En daarmee ook het kind!


Wij verwachten binnen afzienbare tijd een reactie tevens een aanpassing van deze richtlijn.

Wij hopen op een reactie. Zo niet zullen we verder stappen ondernemen.

woensdag 19 april 2017

Bezoek aan het congres de Staat van het Onderwijs



Beste demissionair minister Jet Bussemaker, staatssecretaris Sander Dekker en Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang en alle lezers van deze blog 

Woensdag 12 april nam Oudergroep dove kinderen deel aan het congres Staat van het Onderwijs. Tijdens de plenaire sessie is veel gesproken: het onderwijs in Nederland is van een goed niveau, maar er is ook kansongelijkheid. Afhankelijk van de school waar je naar toe gaat of de achtergrond of opleidingsniveau van je ouders komt een kind uiteindelijk op een bepaald opleidingsniveau uit. Door de kansongelijkheid dreigt Nederland talent te verliezen. Tijdens de plenaire sessie heeft geen van de sprekers het gehad over het passend onderwijs. Ook in het digitale verslag (zie https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/staat-van-het-onderwijs/documenten/rapporten/2017/04/12/staat-van-het-onderwijs-2015-2016 ) wordt passend onderwijs niet genoemd, behalve door 1 meisje die zelf gebruik maakt van passend onderwijs. Als Oudergroep dove kinderen zien we wij dat er talent verloren gaat bij de kinderen die doof/slechthorend/TOS doordat niet de juiste ondersteuning wordt gegeven maar ook doordat er veel onduidelijk is (zie de diverse blogs die wij hebben opgesteld).

Tijdens het congres van 12 april blijkt dat wij niet alleen staan. Van alle ouders die we die dag hebben ontmoet of die tijdens workshops hun mening hebben geven, blijkt dat er een grote gemene deler is: ouders vanuit welke cluster dan ook, voelen zich niet gehoord. Een ouder weet het best wat bij het kind past of welke aanpak het meest geschikt is. Maar in de praktijk wordt dit niet meegenomen en wordt er passend onderwijs gegeven die niet goed genoeg geschikt is, geld wordt niet (of niet op de juiste wijze) besteed, maar erger nog, het kind krijgt geen passend onderwijs. Soms tot thuiszitten als gevolg. Over talentverlies gesproken!

Talentverlies is groter dan alleen bij de kinderen in het onderwijs. Ook op een congres als deze is sprake van kansongelijkheid, de tolk Nederlandse gebarentaal stond ’s morgens op een ongeschikte plaats omdat de tolk storend zou zijn voor anderen. Vervolgens gaat het licht uit omdat er een filmpje wordt getoond (zonder ondertiteling!). De informatie in het filmpje is voor doven en slechthorenden niet te volgen en de tolk is ook niet meer te zien want die staat ook in het donker.

Gelukkig stond de tolk Nederlandse gebarentaal in de middag wél op een goede zichtbare plaats.
En wat te denken wanneer je tijdens het congres in een rolstoel zit? Wanneer je naar het invalidentoilet wilt, blijkt deze gebarricadeerd door een mobiele kachel en wanneer je een workshop op de eerste verdieping wilt volgen, blijkt de lift zich geheel aan de andere kant van het gebouw te bevinden waardoor je de start van de workshop zou missen.
Deze beide gevallen zijn wel opgelost maar is hier sprake van (kans)gelijkheid? Wij vinden van niet! En niet alleen dat, wat voor boodschap geef je aan alle congresbezoekers mee?

Is het congres alleen maar kommer en kwel geweest? Dat gelukkig ook niet, de leerkrachten die we gesproken hebben of die tijdens de workshop aan het woord zijn geweest, waren allemaal bevlogen en van goede wil. En het blijkt dat ouders en leerkrachten vrijwel dezelfde ideeën hebben: iedereen wil het beste voor het kind. Wel geven leerkrachten aan dat door alle regels soms het kind zelf uit het oog verloren wordt.

Beste demissionair minister Jet Bussemaker, staatssecretaris Sander Dekker en Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang, hierbij dan ook dringend het verzoek:
•    Niet alleen te spreken over kansgelijkheid maar ook om het daadwerkelijk toe te passen; altijd en overal!
•    Niet alleen aan te geven dat de rol van de ouders belangrijk is, maar ook daadwerkelijk te luisteren naar ouders en hen de mogelijkheid te geven daar invulling aan te gegeven. School en ouders zouden samen moeten bepalen hoe het onderwijs ingevuld moet worden, maar in geval van passend onderwijs zijn het de samenwerkingsverbanden en cluster 1 en 2 instellingen die het geld beheren. Dit bijt elkaar!

Helga Duifhuis





Een speeddate met de inspecteur van het speciaal onderwijs.

Tijdens de Staat van het Onderwijs mocht je een speeddate aanvragen met een inspecteur.

Onze vraag was of het voor de Onderwijsinspectie inzichtelijk was hoe het gesteld is met de dove en slechthorende kinderen binnen het reguliere onderwijs, na invoering van passend onderwijs.

Het was een hele lastige vraag. Maar ze hoopte dat met de invoer van de nieuwe manier van werken van de inspectie vanaf augustus 2017 dat ze dat daar een beter beeld van zullen krijgen. Ze vertelde dat de inspectie voor deze doelgroep met de besturen van de instellingen om de tafel gingen. De besturen van de instellingen moeten dus aan de inspectie rapporten hoe het met onze kinderen gaat binnen het reguliere onderwijs.

Tja dat was wel even schrikken. Er wordt dus helemaal niet naar de kinderen zelf gekeken. Ook niet steekproefsgewijs. De instellingen vertellen wel hoe het met onze kinderen gaat.

De enige manier om dit te doorbreken is door signalen af te geven. Wanneer je kind toch geen goed passend onderwijs krijgt moet je een signaal afgeven bij de inspectie. Dit is de enige manier om bij de inspectie, dus de overheid, duidelijk te maken dat er iets aan de hand is. Verder kan je voor extra ondersteuning in de communicatie tussen ouder, school en instelling een onderwijsconsulent inschakelen. Maar dan moet je duidelijk weten wat je wil voor je kind. Zij hebben geen inhoudelijk kennis van onderwijs aan doven en slechthorenden.

De groep dove en slechthorende kinderen is maar een speldenknop binnen het onderwijs. Maar onze groep heeft hele specifieke begeleiding nodig. Dat kan je met geen andere groep vergelijken. Maar de groep is ook heel onzichtbaar. Een kind met auditieve beperking in een klas van 30 valt gewoon domweg niet op.

Wij moeten als ouders echt de strijd aangaan. Niet tegen de instellingen, maar voor het recht op goed onderwijs.

Stichting Balans heeft zijn eigen "Staat van de ouders opgemaakt" : http://www.balansdigitaal.nl/media/3845043/staat_onderwijs._volgens_ouders_-_lr.pdf.
Hierin staat een artikel van onderwijsjurist Katinka Slump. Zij zet ouderbetrokkenheid in historisch perspectief. De nieuwe schoolstrijd, honderd jaar na die van 1917, wordt volgens haar gevoerd door ouders van zorgleerlingen. Een nuttige geschiedenisles.

Jacqueline van den Heiligenberg




dinsdag 18 april 2017

Simea kruipt naar haar grenzen met de nieuwe richtlijn "Toelaatbaarheid"

Simea’s nieuwe richtlijn “Toelaatbaarheid”

Richtlijn voor de toelaatbaarheidsbepaling voor ondersteuning of het onderwijs door de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen. (voorheen Cluster 2)

Simea heeft sinds maart 2017 een nieuwe richtlijn Toelaatbaarheid. Er staat in dat deze richtlijn geldt voor zowel de eigen medewerkers binnen Simea (leerkrachten, AB'ers, logopedisten enzovoorts) als voor partners zoals mensen van het samenwerkingsverband of zorgcoördinatoren van de reguliere scholen.

Partners zoals mensen van het samenwerkingsverband? Sinds de invoer van passend onderwijs horen wij dat instellingen juist buiten de samenwerkingsverbanden vallen. Wat is er gebeurt dat er nu toch over “partners” wordt gesproken? En wat betekent dit dan met betrekking tot de richtlijn. De richtlijn geldt voor Simea en geeft aan tot waar haar grenzen rijken. Ik neem aan dat het niet de bedoeling is dat ze deze richtlijn ook aan hun partners gaan dicteren.

Dit brengt ons tot het volgende:
Het document van Simea heeft verschillende onderdelen maar ons valt als eerste het gedeelte over de tolkvoorziening op (zie bijlage voor specifiek dit gedeelte).
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)


Sinds wanneer neemt Simea het onderdeel tolkvoorziening op binnen de eigen richtlijn?

De tolkvoorziening is een neutrale, onafhankelijke overheidsvoorziening. Iedere dove burger, jong en oud, heeft recht om gebruik te maken van deze overheidsvoorziening. Wij als ouders vragen zelf tolkrecht aan bij het UWV. Het gaat om gelijkwaardige toegang tot communicatie. Om rechten en kansen. Om kansongelijkheid tegen te gaan. Daarom is het een heel belangrijk gegeven, feit, dat de arrangementen en de tolkvoorziening totaal los van elkaar staan. De tolkvoorziening is gekoppeld aan het VN verdrag en aan de Rechten van het Kind.

Waarom staat in deze richtlijn ineens beschreven dat er geadviseerd kan worden met betrekking tot de tolken vanuit de instellingen? Waarom mag er getoetst worden of het wel passend is bij de behoeften van een kind om een tolk te gebruiken? Waarom moet de inzet van de tolk een meerwaarde voor de school zijn die het kind bezoekt? En waarom mag er vanuit de instellingen richting regulier onderwijs worden uitgelegd dat er wel/geen tolk gebarentaal nodig is? Simea en dus de instellingen hebben hier helemaal niets over te zeggen. Ouders kunnen hooguit met de AB’er overleg voeren hierover.

Maar met het onderdeel C3.1 Handreiking tolkvoorziening voor dove en ernstig slechthorende leerlingen kruipt Simea wel erg naar de grenzen en eigenlijk vinden wij dat ze over de grens gaan.

De inzet van een gebarentolk is een keuze van de leerling/ouders en dit doen zij in overleg met de school. Dit onderdeel moet uit de richtlijn Toelaatbaarheid van de instellingen.